Het interieur
Het huidige interieur zoals banken en lambrisering dateert voor het overgrote deel uit 1753-1754. Het interieur in onze kerk is een voorbeeld van een gave protestantse inrichting. Daarin vormt de kansel het centrale punt.
De kansel werd gemaakt door de dorpstimmerman Wijbe Harmens en op 4 december 1753 in de kerk opgesteld en daarna op toepasselijke wijze in gebruik genomen: “>Zo heeft dominee Henricus Grevenstein den zelven voor de eerste maal beklimmende, om vandaar Godts woord te verklaren, den 9 december >op de namiddag bij die gelegenheid eene uitgebreiden leerreden gedaan over Nehemia 8 vers 5-7”.
Volgens de overlevering zou er een eigenaardig gedichtje (een kreupelrijmpje) in de kerk hebben bestaan. Het was op een plankje geschreven dat bewaard werd in de punt van de preekstoel net boven de afschroefbare dop. Het rijmpje is bekend en gaat als volgt:
>Wiebe Harmens, oud diaken, Die dees predikstoel heeft gemaken Uit het harde eikenhout In de winterdagen kout.
Het snijwerk op de kansel is niet van al te hoge kwaliteit. Op de hoeken zijn bloem- en bladfestoenen aangebracht. Daaronder bevinden zich adelaars. Het voorpaneel is versierd met ornamentwerk. De vier andere panelen dragen de vrouwenfiguren Geloof, Hoop, Liefde en Gerechtigheid. De trappaal wordt bekroond door een leeuw met schildje, waarop het jaartal 1755 staat. De vleugelstukken van het ruggeschot hebben de vorm van adelaars. Bijzonder zijn de engelenkopjes tegen de onderkant van het klankbord. De kansel bevat een eenvoudige koperen lezenaar.
Tegen de noordmuur bevinden zich twee ruitvormige rouwborden welke gemaakt werden bij het overlijden van adellijke personen. Het rouwbord werd bij de overledene thuis boven de deur gehangen, voor de begrafenisstoet uitgedragen en in de kerk opgehangen.
Het ene rouwbord is van Nicolaas van Hettinga, “>olde cappitein luijtenant over een companije te voet. >Obijt den 27 september 1664”. Hij was gehuwd met Margaretha Sjoerds Sprong. Het andere rouwbord is van Idzert Albada van Hettinga, kleinzoon van vorige, “>luijtenant van een companije voetknechten”, die 21 februari 1695 overleed, 32 jaar oud.
Tegenover de kansel bevindt zich een herenbank, de zogenaamde Sprong-bank met het jaartal 1604 en een wapenschildje waarvan het familiewapen in 1796 is verwijderd.
Achter in de kerk bevinden zich enkele rijen vrouwenbanken die een rugleuning hebben met een afwijkende rugkleur. Deze banken zijn eertijds door de armen gebruikt. In 1936 zijn de rugleuningen aangebracht.
Omstreeks het jaar 1750, toen Jan Worp Peijma en Abel Wiarda kerkvoogd waren, zijn voor de kerkvoogdij 37 stoelen gemaakt die een plaatsje kregen op het middenpad in de kerk. Later is het aantal uitgebreid naar 49. De stoelen werden jaarlijks verhuurd. Deze verhuring heeft plaatsgevonden tot 1945. De opbrengst was gering en de verhuring die op 23 mei 1926 plaatsvond bracht ƒ 5,15 op.
De huren varieerden tussen 10 en 25 cent waarbij de helft van de stoelen onverhuurd bleef. De stoelen met nummer 27 en 29 van respectievelijk de deurwaarder en de koster (kerkdienaars) waren vrij van huur.
Verder zijn vermeldenswaard de twee koperen kroonluchters. Ze worden al in 1742 genoemd. De stam van de ene heeft de vorm van een mensenfiguur, de andere een figuur met bijbel en kruis waarvan het kruis is afgebroken.
Op de rand van het koperen doopbekken staan de namen van de kerkvoogden J.S.W. Peijma en A. Wiarda en die van dominee Henricus Grevenstein - Anno 1750.
Colofon
J. Oostra. Uit de geschiedenis van Oosterlittens.