Overval en kaasdiefstal in Oosterlittens
Brongegevens:
Procesverbaal: marechaussee gewest Groningen, groep Mantgum, nr.: 22. Tel.: 21.
Onderwerp: Diefstal kaas te Oosterlittens, gem. Baarderadeel, op 1 maart 1945.
Status: Concept.
Personen genoemd in procesverbaal:
1. Willem de Lange. Hoofdwachtmeester der Marechaussee, commandant groep Mantgum.
2. Jan Timmermans. Kaashandelaar, woonachtig te Oosterlittens nr.: 176 ( nu: Het Plein 11)
3. Evert Beeksma. Boerenarbeider, woonachtig te Oosterlittens nr.: 25 (Nu: Skrinserdyk 12)
4. Hendrik Palsma. Vrachtrijder, woonachtig te Oosterlittens nr.: 93 (Voorheen: Loayerstrjitte 4. Nu: Goudtsjeblomsteech 3)
5. Gerrit de Vries. Arbeider, woonachtig te Oosterlittens nr. 74 (Nu: Huylckensteinstrjitte 25. Afgebroken na febr. 1970)
6. Onbekende personen: 8 à 9.
In den voormiddag van vrijdag 2 maart 1945, te omstreeks 7.00 uur, werd mij, Willem de Lange, Hoofdwachtmeester der marrechausse, Commendant van bovengemelde groep, namens de heer burgemeester der gemeente baarderadeel, een gewapende overval zoude hebben plaats gevonden, waarbij een partij kaas zoude zijn ontvreemd.
In verband met deeze mededeeling heb ik mij terstond naar Oosterlittens begeven, teneinde een onderzoek in te stellen en hoorde ik:
Jan Timmermans, geboren te Oosterlittens op 3 juni 1901, kaashandelaar, wonende te Oosterlittens, no. 176, gemeente Baarderadeel, die verklaarde:
“Gisteren, 1 maart 1945, heb ik op een zolderschuit, liggende in de Franeker-Sneeker Zeilvaart te Oosterlittens, 20.000 kilogram kaas geladen, deels Goudsche, deels Edammers. De kaas behoorde in eigendom van de Lijemf” te Leeuwarden en moest hedenmorgen naar Leeuwarden worden vervoerd. Voor de veiligheid had ik den nachts twee personen aangesteld voor de bewaking. Hedenmorgen te omstreeks 5.45 uur, werd ik door deze personen gewekt en deelde zij mij mede, dat zij gisteravond te omstreeks 21.45 door een aantal gewapende personen waren overvallen. Zij werden gedwongen zich naar de woning van één der bewakers te begeven en werden vervolgens door twee der overvallers bewaakt. Enkele ogenblikken later verscheen de expediteur van der Wal, wonende te Oosterlittens aan zijn woning. Deze persoon zoude de schuit naar Leeuwarden slepen. Hij deelde mij mede, dat het vaartuig buiten Oosterlittens lag en dat er een gedeelte van de kaas was verdwenen. Ik heb mij toen terstond naar het vaartuig begeven en een onderzoek ingesteld. Mij bleek, dat de navolgende hoeveelheden waren verdwenen.
± 3000 Goudsche (1552 kg) genummerd 51
± 383 ,, (1505 kg) ,, 83
± 444 ,, (1963 kg) ,, 131
± 57 ,, ( 299 kg) ,, 52
± 1819 ,, (2999 kg) ,, 37
Ook van een partij Edammers, genummerd 38 is zeer waarschijnlijk nog een deel gestolen. De nummers zijn met zwarte verf op iedere kaas aangebracht. Alle kaas was van de kwaliteit 20+. Ik heb onmiddellijk van het voorvallene kennis gegeven per telefoon aan den Heer Burgemeester der genoemde Gemeente Baarderadeel. Getuige teekent zijn verklaring niet, daar deze in concept is opgenomen.
Naar aanleiding van bovenstaande verklaring heb ik verbalisant mij in gezelschap van getuige begeven naar het vaartuig waarop de kaas was geladen. Ik zag, dat deze gemeerd lag ten Noordwesten van het dorp Oosterlittens in de Franeker-Sneeker Zeilvaart, aan een polderdijk. Vanaf deze plaats, waar de kaas blijkbaar is afgeladen, is het niet mogelijk deze anders te vervoeren dan per vaartuig.
Hierop is door mij het onderzoek voortgezet en hoorde ik:
Evert Beeksma, geboren te Baard, 14 februari 1915, boerenarbeider, wonend Oosterlittens no. 25, gemeente Baarderadeel, die verklaarde:
“Ik woon aan de Franeker-Sneeker Zeilvaart in het dorp Oosterlittens, gemeente Baarderadeel. Gisteravond 1 maart 1945 te omstreeks 20.00, lag ik in mijn bed in een kamer aan de voorzijde van mijn woning. Ik hoorde onzen hond aanslaan. Ik keek naar buiten en zag een drie-tal mannen over mijn erf loopen langs de vaart die een schuit voorttrokken. Twee andere personen stonden op het vaartuig, één aan het roer en den andere hield met een vaarboom het vaartuig uit de wal.
Drie van deze personen droegen een leeren jas, de andere twee droegen een schipperspet. Ik meen dat er nog een praam achter de schuit was gebonden, doch zeker weet ik dat niet. Ik ben niet buiten geweest, daar ik al eenige dagen ziek en onder doktersbehandeling ben. Toen ik vanmorgen hoorde dat er kaas was gestolen, heb ik één en ander met elkander in verband gebracht”.
Getuige teekent zijn verklaring niet, daar deze in concept is opgenomen.
3e. Hendrik Palsma, geboren te Oosterlittens, 21 maart 1911, vrachtrijder, wonende te Oosterlittens, no. 93, gemeente Baarderadeel, die verklaarde:
“Gisteren, 1 maart 1945, heb ik den geheelen dag geholpen kaas op den zolderschuit liggende in de Franeker-Sneeker Zeilvaart te Oosterlittens, Gemeente Baarderadeel. Deze kaas haalden wij uit het pakhuis van den kaashandelaar J. Timmermans, gelegen te Oosterlittens.
Gerrit de Vries, eveneens wonende te Oosterlittens en ik werden door Timmermans aangesteld om des nachts het vaartuig te bewaken. Het was omstreeks 21.45 uur toen wij ons bevonden in de onmiddellijke nabijheid van het vaartuig, dat ik vanuit twee richtingen een persoon zag komen aanloopen. Deze personen liepen recht op het vaartuig aan. Ik riep hen aan, waarop deze persoonen naar ons toe kwamen. Zij bedreigden ons met een pistool en één hunnen gelaste ons, de handen omhoog te steken. Toen ik daaraan, naar den zin van een hunner blijkbaar niet vlug genoeg voldeed, sloeg deze persoon mij met een voorwerp, vermoedelijk een gummistok in het gezicht. Ik kreeg hierdoor een bloedneus. Zij vroegen ons vervolgens of wij in de buurt woonden en daarna werd de Vries en mij gelast, om naar mijn woning te begeven. Vervolgens gaf één der personen een sein met een zaklantaarn en daarop verschenen 6 á 7 personen. Ik heb nog gezien dat ze op de schuit stapten. Wij werden daarna onder bewaking van de twee eerst genoemde personen naar mijn woning gebracht. Deze twee personen hebben ons bewaakt tot hedenmorgen 5 uur. Zij hadden ieder een rijwiel bij zich en zijn daarop vertrokken, in welke richting kan ik U niet zeggen. Ons werd gelast tot 6 uur binnen te blijven. Te omstreeks 5.15 uur hebben wij Timmermans met het voorvallene in kennis gesteld. Bedoelde twee personen beschrijf ik U als volgt:
1e oud plm.23 jaar, lang ongeveer 1.65 meter, gekleed in grijze gabardine overjas en alpine muts, gewapend met pistool en gummistok;
2e oud plm. 23 jaar, lang ongeveer 1.70 meter, gekleed in blauwe gabardine overjas, zwarte slappe hoed, schraal postuur, vermoedelijk eveneens gewapend. Beide personen spraken Friesch. Eén van de personen, die ik nog bij de schuit heb gezien, was gewapend met een groot wapen, vermoedelijk een machinepistool”.
Tevens melding nu ter kennisse aan de Gemeentepolitie te Franeker, Sneek en Leeuwarden, alsmede de Marechaussee te Wommels.
Vervolgens is door mij gehoord:
Gerrit de Vries, geboren te Garijp, 18 februari 1892, arbeider, wonende te Oosterlittens no. 74, gemeente Baarderadeel, die verklaarde:
“Gisteravond, 1 maart 1945, was ik belast met de bewaking van een zolderschuit, liggende in de Franeker-Sneeker Zeilvaart te Oosterlittens , gemeente Baarderadeel, geladen met kaas. Ik bevond mij in gezelschap van Hendrik Palsma. Omstreeks 21.45 zag ik 2 personen, ieder uit een andere richting, op de schuit afkomen. Palsma riep hen aan, waarna ze op ons toe kwamen. Deze personen gelasten ons, de handen omhoog te steken en bedreigeden ons daarbij met een vuistvuurwapen. Toen Palsma blijkbaar niet vlug genoeg voldeed aan dit bevel, werd hij met een gummistok in zijn gezicht geslagen, waardoor hij een bloedneus kreeg. Wij werden toen onder bewaking van deze twee personen gesteld, nadat een hunner een sein met een zaklantaarn had gegeven, waarop nog een 6 á 7 personen verschenen. Wij werden gebracht naar de woning van Palsma en de twee eerstgenoemde personen zijn bij ons gebleven tot hedenmorgen 5 uur. Toen zij per rijwiel vertrokken, ons werd gelast tot 6 uur binnen te blijven, doch om 5.45 hebben wij ons naar de woning van Timmermans begeven, den kaashandelaar, die te Oosterlittens woont. Uit het pakhuis van dezen was de kaas afkomstig. Ik kan u het navolgende signalement van de twee personen verstrekken:
1e ongeveer 23 jaar oud, lang plm. 1.70 meter, gekleed in grijze gabardine overjas en alpine muts, gewapend met pistool en gummistok.
2e ongeveer 23 jaar oud, lang plm. 1.75 meter, gekleed met blauwe gabardine overjas en zwarte slappe hoed, vermoedelijk ook gewapend”.
Getuige teekent zijn verklaring niet, daar deze in concept is opgenomen.
Het onderzoek wordt door mij, verbalisant voortgezet en bij gunstig resultaat zal hiervan proces- verbaal worden opgemaakt.
Waarvan door mij, relatant, op afgelegden ambtseed is opgemaakt dit proces-verbaal, gesloten en geteekend te mantgum, 2 maart 1945.
Voor eensluidend afschrift, De Hoofdwachtmeester, Groepscommandant, W. de Lange.
Colofon
Procesverbaal: marechaussee gewest Groningen, groep Mantgum